Guadeloupe (1 tot 9 mei) Op 1 mei zijn we in 8 uur op een aan de windse koers van Montserrat naar Deshaies op Guadeloupe gezeild. Dit eiland is zo groot en hoog dat de wind het laatste stukje helemaal weg viel, zodra we in de luwte van het eiland waren. Guadeloupe is Frans en Deshaies is een klein dorpje dat er in het late middaglicht heel vredig uit zag. De meeste mensen waren erg vriendelijk. We hebben een auto gehuurd en het eiland verkend. Guadeloupe bestaat eigenlijk uit twee eilanden die door bruggen over de Rivière Salée met elkaar verbonden zijn. Basse Terre, het westelijke eiland, is bergachtig (dus niet erg "basse") en begroeid met tropisch regenwoud. Grande Terre, het oostelijke eiland, is laag, heuvelachtig en begroeid met suikerrietvelden en groene weiden. De eerste dag zijn we heel Basse Terre rondgereden. Langs de hele kust van het eiland loopt een bochtige weg, die af en toe door kleine dorpjes gaat. Het hart van het eiland, tevens het hoogste deel, is een nationaal park. Hier kun je prachtige wandelingen door het regenwoud, naar diverse watervallen en de Soufrière vulkaan maken. Dat hebben we dan ook gedaan. We zijn door tropisch regenwoud via een prachtig pad met hangbruggen over de rivier naar de tweede waterval van de Carbet rivier in het zuidoosten van Basse Terre gelopen. Het regenwoud had hier nòg hogere bomen, nog meer bloemen en vogels dan we tot nu toe gezien hadden. We hebben veel heliconia’s of "wild plantain" bloemen gezien. In de kelken van deze bloemen blijft water staan, voor vogels en kikkers (’n kikkerbadje!). De waterval was indrukwekkend hoog. Ik zag hier voor het eerst na lange tijd een kolibri! Op weg naar Deshaies reden we verkeerd en kwamen we tot onze verbazing in een file bij Point-à-Pitre op Grande Terre te zitten. Zo’n drukte hadden we op een Caribbisch eiland toch niet verwacht. Die avond zijn we bij Deshaies uit eten gegaan in "La Table du Poisson Rouge", een hotel/restaurant, dat in een prachtige tropische setting met uitzicht over de baai gelegen was. Het wordt gerund door een kunstenares en haar man. Het ziet er heel leuk uit. Zij heeft zelf de tafels beschilderd met leuke motieven en er hangen ook schilderijen van haar. Door de week schildert ze en kookt alleen in de weekends. Het diner, een drie gangen menu, was fantastisch. Wie weet is dit ook nog wel een leuk idee, om later zelf zoiets ergens op te zetten. De volgende ochtend zijn we naar Point-à-Pitre gereden, om daar naar de zaterdag markt te gaan. Het was er stampvol. Na een rondje door het centrum konden we gelukkig nog een parkeerplaatsje vinden. Ik had op een ansicht kaart een leuk plaatje van een kruiden markt onder de bomen gezien en was daar naar op zoek. Die markt bleek helaas niet meer te bestaan. (Later zagen we op Martinique precies dezelfde markt op een ansichtkaart!) Er was wel een kruiden markt in een grote overdekte open hal. Het was voor de touristen opgezet. Het was wel leuk dat sommige vrouwen rond liepen in klederdracht, wit kant en een madras ruitje (tegenwoordig niet meer in Guadeloupe gemaakt maar in India). Ik wilde wat foto’s maken, maar dit werd niet erg gewaardeerd, totdat ik wat kruiden kocht. Achteraf gezien had ik misschien beter eerst wat kruiden kunnen kopen. Er was ook een tropische bloemen markt. Daarna zijn we over de "Route de la Traversée" dwars door het nationaal park gereden en hebben nog een prachtige wandeling door het regenwoud gemaakt. In een Botanisch park zagen we dat veel van de bloemen die je nu op Guadeloupe ziet, oorspronkelijk uit Maleisië kwamen. Op zondag gingen we Grande Terre verkennen. Toen we ‘s ochtends wegreden, ging net de kerk uit en zagen we iedereen mooi uitgedost, de vrouwen weer in klederdracht, de kerk uit komen. Op Grande Terre zijn we naar de rum destilleerderij "Damoiseau" gereden via "Les Grands Fonds" of "grote diepten". Dit is een gebied met heuvels en dalen, die waarschijnlijk ontstaan zijn door verwering van kalksteen net als de "Downs" in Zuid Engeland. In dit gebied staan prachtige huizen, bijna allemaal met uitzicht over zo’n dal. Het landschap is heel lieflijk met weilanden, waar koeien lopen te grazen, vijvers en bomen. We hebben daar nog gezellig staan praten met een Parijsenaar, die daar was komen wonen. Het laatste stuk reden we door suikerrietvelden en overal zag je vrachtwagens afgeladen met suikerriet op de weg. De destilleerderij was gesloten, maar we konden de molen toch bezichtigen. Het suikerriet wordt a.h.w. door een grote wringer gehaald, die aangedreven wordt door de windmolen. Het sap wordt opgevangen en verwerkt. ’s Middags zijn we naar het strand bij St. Anne gegaan. Een prachtig fijn wit zand strand met palmbomen er langs en helder turquoiseblauw zwemwater, beschermd door een rif. De dag daarop zijn we langs de westkust, de lijzijde, van het eiland naar Pigeon Island gezeild en hebben daar rondgesnorkeld. Jacques Cousteau had van deze duikplaats, de beste van Guadeloupe, een nationaal park gemaakt. We hebben veel inktvissen gezien en mooie sponzen en koralen. De volgende dag wilden we uitklaren in Basse Terre, maar helaas was de douane al gesloten, omdat het hemelvaartsdag was. We hebben toen gezellig op een terrasje met uitzicht op de marina geluncht. We moesten nog geld halen, omdat we van de restaurant eigenaresse hoorden dat je dat niet kon doen op Les Saintes, eilanden net ten zuiden van Guadeloupe, waar we naar toe gingen. We kregen een lift van haar man, die nog ijs moest halen. Hij kwam uit Parijs en had met zijn gezin in Griekenland en Engeland gewoond en was een aantal jaar geleden naar Guadeloupe verhuisd. Mijn Frans was in deze week weer aardig teruggekomen en we hebben honderduit gepraat over Guadeloupe, hoe het hen beviel en over de economie van het eiland. Het blijkt dat Frankrijk steeds minder geld stuurt en dat de economie van het eiland in een slump raakt. De suikerriet-, bananen-, koffie-, en cacaoplantages zijn betrekkelijk klein en leveren niet genoeg geld op. Hun voornaamste bron van inkomsten is de touristenindustrie en vooral dit jaar waren die er niet zoveel. Bovendien is er altijd een beetje een haat-liefde verhouding tussen de lokale bevolking en de touristen. Omdat we niet konden uitklaren, besloten we om eerst naar Les Saintes te zeilen en een paar dagen later nog even terug te zeilen naar Basse Terre. Het was tenslotte maar 9 mijl. Les Saintes (9 tot 14 mei) Na twee uur aan de wind zeilen kwamen we aan bij Bourg des Saintes, een schilderachtig vissersdorpje op Terre d’en Haut, een van de Saintes. Het schijnt dat zich hier heel lang geleden Betonse vissers gevestigd hebben. Er zijn hier geen plantages geweest en daarom hebben deze eilanden geen slavernij meegemaakt.We zijn de volgende dag met schitterend weer aan wal gegaan en toen we uit onze dinghy stapten, kwamen we een ander Hollands stel tegen, Bart en Annemieke, waar we mee aan de praat raakten. We besloten om samen te gaan ontbijten. Zij hebben ons op een heerlijk ontbijt getrakteerd met croissants en andere heerlijkheden. Het was reuze gezellig. Het bleek dat ze net getrouwd waren en dat dit hun huwelijksreis was. Zij hadden een boot gehuurd en gingen ook naar het zuiden. We dachten dat we hen nog vaak tegen zouden komen, maar dat gebeurde pas op Martinique, vlak voor hun vertrek. We merken dat ons tempo, nu we met onze eigen boot rondzeilen, veel lager ligt dan toen we een boot huurden. De nadruk lag toen meer op het zeilen en nu meer op eilanden verkennen. Bourg des Saintes is een dorp vol aparte boutiquejes. Zo was er een zeiler die nu kunstenaar was geworden en samen met zijn Braziliaanse vrouw kleren ontwierp en in prachtige (vooral blauwgroene) kleuren schilderde en die verkocht. Nog een leuk idee om zelf te doen.We hebben op Terre d’en Haut nog een wandeling gemaakt naar Baie de Pompière, waar we om half vijf het hele strand voor onszelf hadden. We zijn er ook naar Fort Napoleon geweest, waar modellen van oude zeeschepen te zien zijn en van waaruit we een prachtig uitzicht hadden op Bourg des Saintes. Buiten liepen er leguanen rond, die nieuwsgierig naar de touristen kwamen kijken en wij naar hen. We hebben ook veel kolibri’s gezien, maar ze waren net te snel om ze te kunnen filmen. Om weer een ander uitzicht te hebben zijn we bij Îlet Cabrit voor anker gegaan. Dit was een heerlijk rustige ankerplaats. Op een gegeven moment kwamen er vissers in een klein bootje, die probeerden met een snorkelaar en een net vissen te vangen. HHHHHHet leek de bedoeling dat de snorkelaar de vissen het net in joeg. Het ging met veel misbaar gepaard, maar leverde niet veel op. Toen het wat rustiger was zijn wij gaan snorkelen. Prachtig was het hier onder water met okergele en donkerrode sponzen, koralen, anemonen, en heel veel kleine kleurrijke vissen. We zagen een jonge angelfish, een moray eel en vlak boven het zand zagen we flying gurnards, 30 cm lange vissen die er heel indrukwekkend uit zien, als ze hun vleugels spreiden (waar ze overigens niet mee kunnen vliegen). Toen zijn we op en neer gezeild naar Basse Terre op Guadeloupe om uit te klaren. Er blies een harde wind met windstoten van 32 knopen uit het oosten. Met ruime wind waren we zo in Basse Terre en konden nu op ons gemak uitklaren en zijn toen weer terug naar Les Saintes gezeild. Gelukkig was de wind iets gaan liggen want nu zeilden we een aan de windse koers. ’s Avonds hebben we voor het eerst Nick en Gertrud van "Tartufo" ontmoet, die we al eens over de korte golf radio gesproken hadden. Iedere ochtend tussen 8 en half 9 proberen alle zeilers in de Caribbean elkaar te bereiken op de korte golf radio op 8104 KHz. Zij gingen de volgende dag ook naar Dominica. Dominica (14 tot 20 mei) Na drie uur aan de wind zeilen met gereefd grootzeil en genua kwamen we aan in Portsmouth, de meest noordelijke ankerplaats in Dominica en legden Alegria voor anker naast Tartufo. Bijna direkt na aankomst kwam er een zogenaamde "boat boy" of "boat vendor" naar ons toe. Vroeger werd je hier door allerlei boat boys, lokale jongens in kleine, houten vissersbootjes, lastig gevallen. Ze kwamen dan wat ruw langszij om allerlei diensten aan je te verkopen. Er was dan ook vaak een enorme onderlinge concurrentie, waar je als booteigenaar horendol van werd. Nu is het allemaal wat beter geörganiseerd. Een aantal boat boys zijn lid van een Association en zij verzorgen om beurten van alles voor je. Van taxi tours op het land, boottochten, tot fruit, brood en de was. Als je slim bent hang je stootwillen buitenboord, maar eigenlijk is dat vaak niet nodig, want tegenwoordig zijn ze voorzichtiger. Toen Nick en Gertrud bij ons aan boord waren voor een borreltje, kwam Jeffrey ons opzoeken. We besloten om de vogende ochtend vroeg met z’n vieren een boottocht op de Indian River te maken. Die nacht regende het pijpenstelen. Daar staat Dominica bekend om. Het wordt ook wel het regenboog eiland genoemd. ’s Ochtends vroeg klaarde het wat op en we hoopten op mooi weer. We werden keurig op tijd door Jeffrey opgehaald en naar de monding van de Indian River gebracht, waar we overstapten op de boot van Andrew, die ons de rivier op ging roeien. Het was een prachtige tocht door een mangrovebos. We zagen grote krabben, blauwe reigers met een jong in een nest en bloemen. Toen Andrew ons een eind stroomopwaarts geroeid had, kwamen we bij een café in het bos, dat die dag gesloten was. Het begon net weer pijpenstelen te regenen. Andrew ving het water op in plastic bakken zodat het restaurant weer afwaswater zou hebben en daarna vlocht hij van palmbladeren een kingfisher en een vis voor ons. Stroomafwaarts, weer terug naar de riviermonding, hoefde Andrew nauwelijks te roeien, omdat de rivier nu door de regen sterk stroomde. We kwamen nat en koud aan en dronken samen nog een warm kopje koffie, voordat we weer teruggingen naar de boot. We hadden ‘t zo koud dat we de verwarming weer eens aangezet hebben en dat in de tropen! (Nou moeten we dat toch een keer in de maand doen, want dat is beter voor de kachel, dus het kwam best goed uit). De volgende dag zijn we met z’n vieren en gids Winston het halve eiland rondgereden. Het was een fantastische tocht. Vanuit Portsmouth maakten we eerst een kleine detour, omdat Winston ons zijn geboortehuis wilde laten zien, een klein hutje van nog geen 2 bij 3 meter op poten met een golfplaten dak. Zo wonen veel Dominicanen. Dominica is sinds 1978 onafhankelijk en had de pech dat er in 1979 een orkaan gewoed heeft, die veel verwoestte. De mensen zijn arm, maar heel vriendelijk.Via de Atlantische kust reden we door eindeloze bananen- en kokosplantages. De bananen industrie vormde tot voor kort de belangrijkste bron van inkomsten van het eiland, maar ze konden helaas niet tegen de concurrentie op met landen die hun bananen goedkoper kunnen oogsten. We zijn gestopt in de Carib Territory, een Indianen reservaat, de enige plek in het Caribbisch gebied waar nog "oorspronkelijke" Carib Indianen wonen. De Caribs waren niet de eerste bewoners van de Caribbische eilanden. Zij kwamen na de Ciboney- en de Arawak Indianen. Al deze Indianen waren afkomstig uit Zuid Amerika en trokken in hun kleine bootjes van Venezuela eilandje voor eilandje naar het Noorden. De gelaatstrekken van de Carib Indianen zijn duidelijk anders dan van de rest van de bevolking. Ze verkopen handgevlochten rieten mandjes en houtsnijwerk in stalletjes langs de weg. We hebben weer prachtige watervallen gezien, de Emerald Pool en de Milton Falls. Vooral de tocht naar de Milton Falls in de Syndicate Forest was spectaculair. Om er te komen moesten we eerst door een plantage met allerlei gewassen rijden en dan via een pad langs en door de rivier naar de waterval. We hadden onze schoenen uitgetrokken, want we moesten de rivier twee keer oversteken. Het was een grappig gevoel, de modder die zich tussen je tenen doorperste. De waterval zelf was ook zeer de moeite waard. Het was goed dat we zo’n goeie gids bij ons hadden. Hij wist ons alles te vertellen over de verschillende bomen en planten. Hij had dit van zijn oma geleerd, die hem er vroeger vaak op uit stuurde om in de "bush" planten e.d. te verzamelen. Hij plukte citroengras, pachouli, oregano en bladeren voor kruidenthee voor ons. Hij wees ons koffie planten, cacao- , kaneel- en nootmuskaatbomen en plukte voor ons een hele bananenkam, passievruchten en grapefruits. Vooral de bananen waren erg lekker. Nou hadden we door wat misverstanden al bij twee "boat vendors" bananen gekocht, zodat we aan boord een hele bananenberg hadden, waar we bij ontbijt, lunch, tussendoor en voor toe van moesten eten. ‘s Avonds werden we door Jeff weer teruggebracht naar onze boot en hebben bij Tartufo aan boord nog even wat gedronken. Jeff beloofde voor ons nog een breadfruit te stoven in het vuur en die naar ons te brengen. Dat kwam hij de volgende ochtend doen. We hebben het gestoofd, gebakken en met fruit gegeten. Het was best lekker en het vult geweldig, zodat je de hele verdere dag niets meer hoeft te eten. Captain Bleigh (van de muiterij op de Bounty) heeft de breadfruit tree vanuit Polinesië geïmporteerd in het Caribbisch gebied om als voedsel te dienen voor de slaven. Toen we door Portmouth liepen werden we aangesproken door Judith. Ze nodigde ons uit om met haar mee te gaan naar haar huisje. Dit was ook weer zo’n klein, 2 bij 3 meter huisje op poten met zitkamer met sjofele bordeauxrode bank en slaapkamer erachter met een matras op de grond. Ze zei dat ze voor ons kon koken die avond, maar we waren van plan om door te zeilen. Ze gaf ons nog een ansichtkaart als aandenken mee en ze wilde er niets voor hebben. We voelden ons wat ongemakkelijk met de situatie. Hier was iemand zo arm en zo vrijgevig. We vonden het jammer om weer weg te gaan, we hadden het hier naar ons zin gehad en ook vrienden gemaakt onder de Dominicanen. Samen met Tartufo zijn we toen doorgevaren naar de ankerplaats bij Castaways Hotel halverwege de lijzijde van Dominica. De wind kwam van alle kanten, blies soms heel sterk en viel dan weer helemaal weg. Tartufo zeilde de volgende dag weer verder naar het Zuiden en wij zijn nog twee dagen gebleven. Een dag hebben we een boek gelezen op het zwarte strand en de volgende dag zijn we met een gids naar kokendhete zwavelbronnen en de Trafalgar Falls in de buurt van Soufrière gegaan. We hebben gewommen in het snel stromende, koude water in de Titou Gorge. We vonden Dominica een van de mooiste, meest onbedorven eilanden. Martinique (20 tot 31 mei) Tijdens de tocht van Dominica naar Martinique spookte het bij de zuidpunt van Dominica. Er stonden hoge golven, er waren enorme windstoten en we moesten aan de wind zeilen. Later werd het halve wind en gemakkelijker. We zijn in het noorden van Martinique bij St. Pierre voor anker gegaan. St. Barth, Guadeloupe, Les Saintes en Martinique zijn Franse eilanden en die sfeer is duidelijk (letterlijk) te proeven. Deze eilanden zijn ook touristischer en welvarender dan de eilanden die voorheen Engels waren. St. Pierre is een typisch Frans stadje aan de voet van de vulkaan Mt. Pelée. Het was ooit een bloeiende stad, omringd door rijke plantages. Het werd wel het Parijs van de Caribbean genoemd, totdat in 1902 de vulkaan uitbarstte. De stad werd verwoest en er waren maar twee overlevenden, een stratenmaker en een gevangene. We zijn naar de DePaz rum destilleerderij gelopen. Deze ligt op een prachtig landgoed even buiten de stad. Een stoommachine wordt gebruikt voor het persen van suikerriet. We zijn ook naar Ceron geweest, een oude suikerriet plantage. Deze was behoorlijk vervallen, maar je kon nog wel zien hoe het proces van suiker maken vroeger in zijn werk ging. De tuinen er om heen waren prachtig. Op 22 mei hebben we de viering van de afschaffing van de slavernij meegemaakt. Die dag waren er optochten met trommels en zang en ’s avonds met fakkels erbij door de straten van St. Pierre. Het riep zoveel sfeer op, dat je je er een beetje een voorstelling van kon maken hoe het in die tijd geweest moet zijn. In enorme stortbuien met windstoten zijn we naar Anse Mitan gezeild en hebben daar Nick en Gertrud op Tartufo weer gezien. Anse Mitan vonden we erg touristisch. We hebben ‘s avonds een pizza gegeten en hebben zeilervaringen uitgewisseld met Kitty en Donn, die we eerder in St. Pierre hadden ontmoet. Daarna hebben we op het strand nog een drankje genomen en naar meer trommel muziek geluisterd Van 23 tot 25 mei lagen we in Grande Anse d’Arlet. 24 mei, mijn vader’s verjaardag, en 25 mei, de dag dat hij vorig jaar stierf, waren twee heel bijzondere dagen voor mij. Het was prachtig weer en uitzonderlijk helder. Dat was nogal bijzonder omdat het steeds bewolkt geweest was met veel regen. Later hoorde ik dat er die dag bij zonsondergang ook een zogenaamde "green flash" te zien was geweest. Dit is alleen te zien bij heel helder weer als de zon onder de horizon verdwijnt. We zijn van Grande Anse d’Arlet naar Petit Anse d’Arlet, een klein vissersdorpje gewandeld. Na een flink stuk aan de wind zeilen kwamen we aan in St.Anne aan de zuidkant van Martinique. Daar werden we uitgenodigd bij Ria en John aan boord van de "Queen of Hearts", een Hollands echtpaar uit Brazilië, die we voor het eerst in St. Pierre ontmoet hadden. Toen we de volgende dag Marin in voeren, kwamen we Tartufo weer tegen. Nick en Gertrud hebben op een avond gezellig bij ons aan boord gegeten. Die dag kwam Marcel ook Bart toevallig tegen en zijn Bart en Annemieke vlak voor hun vertrek ook nog even bij ons aan boord geweest. Het was heel gezellig, al dat weerzien. De dag daarna hebben we met hen een auto gehuurd en zijn naar de Jardin Balata gegaan, een prachtig aangelegde tuin met tropische planten en veel kolibri’s, die we eindelijk konden filmen. Het was jammer dat Bart en Annemieke die avond al weer terugvlogen naar Holland. St. Lucia (31 mei tot 4 juni) Na een heerlijke zeiltocht met halve wind, 10 tot 18 knopen, kwamen we aan in Rodney Bay op St. Lucia. Alles was daar vroeg dicht en we verlegden ons anker naar Pigeon Island, dat in de 19de eeuw een basis van de Britse marine was. Daar hebben we de volgende ochtend wat rondgelopen door het historische park en zijn ‘s middags naar Marigot Bay gezeild, een heel idyllische baai omringd door mangrovebossen en een palmenstrand. Nog voor we het anker hadden laten vallen, begonnen twee boat vendors te schreeuwen naar ons en naar elkaar, om onze aandacht te krijgen. Maar gelukkig was het gauw afgelopen, omdat wij ons redelijk rustig hielden. We hebben ook wat bananen, avocado’s en limoenen gekocht en toen was iedereen weer blij. De volgende dag wilden we tussen de Pitons gaan liggen, die kenmerkend zijn voor St. Lucia. De Pitons zijn twee vulkaan kegels die de erosie hebben weerstaan. Maar de mooring boeien waren al bezet. Verder waren de boat vendors zo opdringerig dat we besloten om bij Anse Chastenet te gaan liggen. Op weg daar naar toe hoorden we iets onder de boot bij de propellor en de hele boot begon te trillen. We gingen niet meer vooruit. Marcel zette hem in z’n achteruit en gelukkig deed hij het toen weer. Het was wel even schrikken, als je je zeilen al gestreken hebt, je zit dicht bij de kust en je kunt met je moter geen kant op. Later zag ik stukken triplex in het water drijven, of misschien was het een touw. Marcel heeft er toen we voor anker lagen naar gekeken en kon niets ontdekken. Alles was in orde. De ankerplaats bij Anse Chastenet was vreselijk rollerig. De volgende morgen waren we er vroeg bij en konden nu wel een mooring boei bij de Pitons krijgen. Van daaruit hebben we een wandel/lift tocht gemaakt naar de zogenaamde drive-in volcano. Daar hoorden we dat Soufrière, een plaatsnaam die op ieder eiland voorkomt, komt van "Sulfur in the air", wat hier goed te ruiken was. Het was een indrukwekkend gezicht, een helling van witgele steen met kokende zwarte modderpoelen en naar zwavel stinkende stoomwolken. De gids beweerde steeds dat je 10 jaar jonger werd als je in die zwaveldampen rondliep. We hebben hem toen gevraagd hoe oud hij dan nu wel was. Je kon er ook een modderbad en een warm water bad nemen. Van daaruit zijn we met Urs en Nene uit New York meegelift naar de Diamond Falls en botanische tuin. Ook dit was weer een prachtige waterval en een schitterende tuin. ’s Avonds hebben we heerlijk aan de wal een Italiaans buffet gegeten. Die nacht woei het heel hard tussen de Pitons door en na een onrustige nacht lag ons bijbootje de volgende ochtend al weer op z’n kop in het water. Marcel moest weer de hele buitenboordmoter uit elkaar halen en schoonspoelen en in elkaar zetten. Maar hij was er nu zo bedreven in dat we om elf uur konden vertrekken naar St. Vincent.
Guadeloupe (1 tot 9 mei) Op 1 mei zijn we in 8 uur op een aan de windse koers van Montserrat naar Deshaies op Guadeloupe gezeild. Dit eiland is zo groot en hoog dat de wind het laatste stukje helemaal weg viel, zodra we in de luwte van het eiland waren. Guadeloupe is Frans en Deshaies is een klein dorpje dat er in het late middaglicht heel vredig uit zag. De meeste mensen waren erg vriendelijk. We hebben een auto gehuurd en het eiland verkend. Guadeloupe bestaat eigenlijk uit twee eilanden die door bruggen over de Rivière Salée met elkaar verbonden zijn. Basse Terre, het westelijke eiland, is bergachtig (dus niet erg "basse") en begroeid met tropisch regenwoud. Grande Terre, het oostelijke eiland, is laag, heuvelachtig en begroeid met suikerrietvelden en groene weiden. De eerste dag zijn we heel Basse Terre rondgereden. Langs de hele kust van het eiland loopt een bochtige weg, die af en toe door kleine dorpjes gaat. Het hart van het eiland, tevens het hoogste deel, is een nationaal park. Hier kun je prachtige wandelingen door het regenwoud, naar diverse watervallen en de Soufrière vulkaan maken. Dat hebben we dan ook gedaan. We zijn door tropisch regenwoud via een prachtig pad met hangbruggen over de rivier naar de tweede waterval van de Carbet rivier in het zuidoosten van Basse Terre gelopen. Het regenwoud had hier nòg hogere bomen, nog meer bloemen en vogels dan we tot nu toe gezien hadden. We hebben veel heliconia’s of "wild plantain" bloemen gezien. In de kelken van deze bloemen blijft water staan, voor vogels en kikkers (’n kikkerbadje!). De waterval was indrukwekkend hoog. Ik zag hier voor het eerst na lange tijd een kolibri! Op weg naar Deshaies reden we verkeerd en kwamen we tot onze verbazing in een file bij Point-à-Pitre op Grande Terre te zitten. Zo’n drukte hadden we op een Caribbisch eiland toch niet verwacht. Die avond zijn we bij Deshaies uit eten gegaan in "La Table du Poisson Rouge", een hotel/restaurant, dat in een prachtige tropische setting met uitzicht over de baai gelegen was. Het wordt gerund door een kunstenares en haar man. Het ziet er heel leuk uit. Zij heeft zelf de tafels beschilderd met leuke motieven en er hangen ook schilderijen van haar. Door de week schildert ze en kookt alleen in de weekends. Het diner, een drie gangen menu, was fantastisch. Wie weet is dit ook nog wel een leuk idee, om later zelf zoiets ergens op te zetten. De volgende ochtend zijn we naar Point-à-Pitre gereden, om daar naar de zaterdag markt te gaan. Het was er stampvol. Na een rondje door het centrum konden we gelukkig nog een parkeerplaatsje vinden. Ik had op een ansicht kaart een leuk plaatje van een kruiden markt onder de bomen gezien en was daar naar op zoek. Die markt bleek helaas niet meer te bestaan. (Later zagen we op Martinique precies dezelfde markt op een ansichtkaart!) Er was wel een kruiden markt in een grote overdekte open hal. Het was voor de touristen opgezet. Het was wel leuk dat sommige vrouwen rond liepen in klederdracht, wit kant en een madras ruitje (tegenwoordig niet meer in Guadeloupe gemaakt maar in India). Ik wilde wat foto’s maken, maar dit werd niet erg gewaardeerd, totdat ik wat kruiden kocht. Achteraf gezien had ik misschien beter eerst wat kruiden kunnen kopen. Er was ook een tropische bloemen markt. Daarna zijn we over de "Route de la Traversée" dwars door het nationaal park gereden en hebben nog een prachtige wandeling door het regenwoud gemaakt. In een Botanisch park zagen we dat veel van de bloemen die je nu op Guadeloupe ziet, oorspronkelijk uit Maleisië kwamen. Op zondag gingen we Grande Terre verkennen. Toen we ‘s ochtends wegreden, ging net de kerk uit en zagen we iedereen mooi uitgedost, de vrouwen weer in klederdracht, de kerk uit komen. Op Grande Terre zijn we naar de rum destilleerderij "Damoiseau" gereden via "Les Grands Fonds" of "grote diepten". Dit is een gebied met heuvels en dalen, die waarschijnlijk ontstaan zijn door verwering van kalksteen net als de "Downs" in Zuid Engeland. In dit gebied staan prachtige huizen, bijna allemaal met uitzicht over zo’n dal. Het landschap is heel lieflijk met weilanden, waar koeien lopen te grazen, vijvers en bomen. We hebben daar nog gezellig staan praten met een Parijsenaar, die daar was komen wonen. Het laatste stuk reden we door suikerrietvelden en overal zag je vrachtwagens afgeladen met suikerriet op de weg. De destilleerderij was gesloten, maar we konden de molen toch bezichtigen. Het suikerriet wordt a.h.w. door een grote wringer gehaald, die aangedreven wordt door de windmolen. Het sap wordt opgevangen en verwerkt. ’s Middags zijn we naar het strand bij St. Anne gegaan. Een prachtig fijn wit zand strand met palmbomen er langs en helder turquoiseblauw zwemwater, beschermd door een rif. De dag daarop zijn we langs de westkust, de lijzijde, van het eiland naar Pigeon Island gezeild en hebben daar rondgesnorkeld. Jacques Cousteau had van deze duikplaats, de beste van Guadeloupe, een nationaal park gemaakt. We hebben veel inktvissen gezien en mooie sponzen en koralen. De volgende dag wilden we uitklaren in Basse Terre, maar helaas was de douane al gesloten, omdat het hemelvaartsdag was. We hebben toen gezellig op een terrasje met uitzicht op de marina geluncht. We moesten nog geld halen, omdat we van de restaurant eigenaresse hoorden dat je dat niet kon doen op Les Saintes, eilanden net ten zuiden van Guadeloupe, waar we naar toe gingen. We kregen een lift van haar man, die nog ijs moest halen. Hij kwam uit Parijs en had met zijn gezin in Griekenland en Engeland gewoond en was een aantal jaar geleden naar Guadeloupe verhuisd. Mijn Frans was in deze week weer aardig teruggekomen en we hebben honderduit gepraat over Guadeloupe, hoe het hen beviel en over de economie van het eiland. Het blijkt dat Frankrijk steeds minder geld stuurt en dat de economie van het eiland in een slump raakt. De suikerriet-, bananen-, koffie-, en cacaoplantages zijn betrekkelijk klein en leveren niet genoeg geld op. Hun voornaamste bron van inkomsten is de touristenindustrie en vooral dit jaar waren die er niet zoveel. Bovendien is er altijd een beetje een haat-liefde verhouding tussen de lokale bevolking en de touristen. Omdat we niet konden uitklaren, besloten we om eerst naar Les Saintes te zeilen en een paar dagen later nog even terug te zeilen naar Basse Terre. Het was tenslotte maar 9 mijl. Les Saintes (9 tot 14 mei) Na twee uur aan de wind zeilen kwamen we aan bij Bourg des Saintes, een s c h i l d e r a c h t i g vissersdorpje op Terre d’en Haut, een van de Saintes. Het schijnt dat zich hier heel lang geleden Betonse vissers gevestigd hebben. Er zijn hier geen plantages geweest en daarom hebben deze eilanden geen slavernij meegemaakt.We zijn de volgende dag met schitterend weer aan wal gegaan en toen we uit onze dinghy stapten, kwamen we een ander Hollands stel tegen, Bart en Annemieke, waar we mee aan de praat raakten. We besloten om samen te gaan ontbijten. Zij hebben ons op een heerlijk ontbijt getrakteerd met croissants en andere heerlijkheden. Het was reuze gezellig. Het bleek dat ze net getrouwd waren en dat dit hun huwelijksreis was. Zij hadden een boot gehuurd en gingen ook naar het zuiden. We dachten dat we hen nog vaak tegen zouden komen, maar dat gebeurde pas op Martinique, vlak voor hun vertrek. We merken dat ons tempo, nu we met onze eigen boot rondzeilen, veel lager ligt dan toen we een boot huurden. De nadruk lag toen meer op het zeilen en nu meer op eilanden verkennen. Bourg des Saintes is een dorp vol aparte boutiquejes. Zo was er een zeiler die nu kunstenaar was geworden en samen met zijn Braziliaanse vrouw kleren ontwierp en in prachtige (vooral blauwgroene) kleuren schilderde en die verkocht. Nog een leuk idee om zelf te doen.We hebben op Terre d’en Haut nog een wandeling gemaakt naar Baie de Pompière, waar we om half vijf het hele strand voor onszelf hadden. We zijn er ook naar Fort Napoleon geweest, waar modellen van oude zeeschepen te zien zijn en van waaruit we een prachtig uitzicht hadden op Bourg des Saintes. Buiten liepen er leguanen rond, die nieuwsgierig naar de touristen kwamen kijken en wij naar hen. We hebben ook veel kolibri’s gezien, maar ze waren net te snel om ze te kunnen filmen. Om weer een ander uitzicht te hebben zijn we bij Îlet Cabrit voor anker gegaan. Dit was een heerlijk rustige ankerplaats. Op een gegeven moment kwamen er vissers in een klein bootje, die probeerden met een snorkelaar en een net vissen te vangen. HHHHHHet leek de bedoeling dat de snorkelaar de vissen het net in joeg. Het ging met veel misbaar gepaard, maar leverde niet veel op. Toen het wat rustiger was zijn wij gaan snorkelen. Prachtig was het hier onder water met okergele en donkerrode sponzen, koralen, anemonen, en heel veel kleine kleurrijke vissen. We zagen een jonge angelfish, een moray eel en vlak boven het zand zagen we flying gurnards, 30 cm lange vissen die er heel indrukwekkend uit zien, als ze hun vleugels spreiden (waar ze overigens niet mee kunnen vliegen). Toen zijn we op en neer gezeild naar Basse Terre op Guadeloupe om uit te klaren. Er blies een harde wind met windstoten van 32 knopen uit het oosten. Met ruime wind waren we zo in Basse Terre en konden nu op ons gemak uitklaren en zijn toen weer terug naar Les Saintes gezeild. Gelukkig was de wind iets gaan liggen want nu zeilden we een aan de windse koers. ’s Avonds hebben we voor het eerst Nick en Gertrud van "Tartufo" ontmoet, die we al eens over de korte golf radio gesproken hadden. Iedere ochtend tussen 8 en half 9 proberen alle zeilers in de Caribbean elkaar te bereiken op de korte golf radio op 8104 KHz. Zij gingen de volgende dag ook naar Dominica. Dominica (14 tot 20 mei) Na drie uur aan de wind zeilen met gereefd grootzeil en genua kwamen we aan in Portsmouth, de meest noordelijke ankerplaats in Dominica en legden Alegria voor anker naast Tartufo. Bijna direkt na aankomst kwam er een zogenaamde "boat boy" of "boat vendor" naar ons toe. Vroeger werd je hier door allerlei boat boys, lokale jongens in kleine, houten vissersbootjes, lastig gevallen. Ze kwamen dan wat ruw langszij om allerlei diensten aan je te verkopen. Er was dan ook vaak een enorme onderlinge concurrentie, waar je als booteigenaar horendol van werd. Nu is het allemaal wat beter geörganiseerd. Een aantal boat boys zijn lid van een Association en zij verzorgen om beurten van alles voor je. Van taxi tours op het land, boottochten, tot fruit, brood en de was. Als je slim bent hang je stootwillen buitenboord, maar eigenlijk is dat vaak niet nodig, want tegenwoordig zijn ze voorzichtiger. Toen Nick en Gertrud bij ons aan boord waren voor een borreltje, kwam Jeffrey ons opzoeken. We besloten om de vogende ochtend vroeg met z’n vieren een boottocht op de Indian River te maken. Die nacht regende het pijpenstelen. Daar staat Dominica bekend om. Het wordt ook wel het regenboog eiland genoemd. ’s Ochtends vroeg klaarde het wat op en we hoopten op mooi weer. We werden keurig op tijd door Jeffrey opgehaald en naar de monding van de Indian River gebracht, waar we overstapten op de boot van Andrew, die ons de rivier op ging roeien. Het was een prachtige tocht door een mangrovebos. We zagen grote krabben, blauwe reigers met een jong in een nest en bloemen. Toen Andrew ons een eind stroomopwaarts geroeid had, kwamen we bij een café in het bos, dat die dag gesloten was. Het begon net weer pijpenstelen te regenen. Andrew ving het water op in plastic bakken zodat het restaurant weer afwaswater zou hebben en daarna vlocht hij van palmbladeren een kingfisher en een vis voor ons. Stroomafwaarts, weer terug naar de riviermonding, hoefde Andrew nauwelijks te roeien, omdat de rivier nu door de regen sterk stroomde. We kwamen nat en koud aan en dronken samen nog een warm kopje koffie, voordat we weer teruggingen naar de boot. We hadden ‘t zo koud dat we de verwarming weer eens aangezet hebben en dat in de tropen! (Nou moeten we dat toch een keer in de maand doen, want dat is beter voor de kachel, dus het kwam best goed uit). De volgende dag zijn we met z’n vieren en gids Winston het halve eiland rondgereden. Het was een fantastische tocht. Vanuit Portsmouth maakten we eerst een kleine detour, omdat Winston ons zijn geboortehuis wilde laten zien, een klein hutje van nog geen 2 bij 3 meter op poten met een golfplaten dak. Zo wonen veel Dominicanen. Dominica is sinds 1978 onafhankelijk en had de pech dat er in 1979 een orkaan gewoed heeft, die veel verwoestte. De mensen zijn arm, maar heel vriendelijk.Via de Atlantische kust reden we door eindeloze bananen- en kokosplantages. De bananen industrie vormde tot voor kort de belangrijkste bron van inkomsten van het eiland, maar ze konden helaas niet tegen de concurrentie op met landen die hun bananen goedkoper kunnen oogsten. We zijn gestopt in de Carib Territory, een Indianen reservaat, de enige plek in het Caribbisch gebied waar nog "oorspronkelijke" Carib Indianen wonen. De Caribs waren niet de eerste bewoners van de Caribbische eilanden. Zij kwamen na de Ciboney- en de Arawak Indianen. Al deze Indianen waren afkomstig uit Zuid Amerika en trokken in hun kleine bootjes van Venezuela eilandje voor eilandje naar het Noorden. De gelaatstrekken van de Carib Indianen zijn duidelijk anders dan van de rest van de bevolking. Ze verkopen handgevlochten rieten mandjes en houtsnijwerk in stalletjes langs de weg. We hebben weer prachtige watervallen gezien, de Emerald Pool en de Milton Falls. Vooral de tocht naar de Milton Falls in de Syndicate Forest was spectaculair. Om er te komen moesten we eerst door een plantage met allerlei gewassen rijden en dan via een pad langs en door de rivier naar de waterval. We hadden onze schoenen uitgetrokken, want we moesten de rivier twee keer oversteken. Het was een grappig gevoel, de modder die zich tussen je tenen doorperste. De waterval zelf was ook zeer de moeite waard. Het was goed dat we zo’n goeie gids bij ons hadden. Hij wist ons alles te vertellen over de verschillende bomen en planten. Hij had dit van zijn oma geleerd, die hem er vroeger vaak op uit stuurde om in de "bush" planten e.d. te verzamelen. Hij plukte citroengras, pachouli, oregano en bladeren voor kruidenthee voor ons. Hij wees ons koffie planten, cacao- , kaneel- en nootmuskaatbomen en plukte voor ons een hele bananenkam, passievruchten en grapefruits. Vooral de bananen waren erg lekker. Nou hadden we door wat misverstanden al bij twee "boat vendors" bananen gekocht, zodat we aan boord een hele bananenberg hadden, waar we bij ontbijt, lunch, tussendoor en voor toe van moesten eten. ‘s Avonds werden we door Jeff weer teruggebracht naar onze boot en hebben bij Tartufo aan boord nog even wat gedronken. Jeff beloofde voor ons nog een breadfruit te stoven in het vuur en die naar ons te brengen. Dat kwam hij de volgende ochtend doen. We hebben het gestoofd, gebakken en met fruit gegeten. Het was best lekker en het vult geweldig, zodat je de hele verdere dag niets meer hoeft te eten. Captain Bleigh (van de muiterij op de Bounty) heeft de breadfruit tree vanuit Polinesië geïmporteerd in het Caribbisch gebied om als voedsel te dienen voor de slaven. Toen we door Portmouth liepen werden we aangesproken door Judith. Ze nodigde ons uit om met haar mee te gaan naar haar huisje. Dit was ook weer zo’n klein, 2 bij 3 meter huisje op poten met zitkamer met sjofele bordeauxrode bank en slaapkamer erachter met een matras op de grond. Ze zei dat ze voor ons kon koken die avond, maar we waren van plan om door te zeilen. Ze gaf ons nog een ansichtkaart als aandenken mee en ze wilde er niets voor hebben. We voelden ons wat ongemakkelijk met de situatie. Hier was iemand zo arm en zo vrijgevig. We vonden het jammer om weer weg te gaan, we hadden het hier naar ons zin gehad en ook vrienden gemaakt onder de Dominicanen. Samen met Tartufo zijn we toen doorgevaren naar de ankerplaats bij Castaways Hotel halverwege de lijzijde van Dominica. De wind kwam van alle kanten, blies soms heel sterk en viel dan weer helemaal weg. Tartufo zeilde de volgende dag weer verder naar het Zuiden en wij zijn nog twee dagen gebleven. Een dag hebben we een boek gelezen op het zwarte strand en de volgende dag zijn we met een gids naar kokendhete zwavelbronnen en de Trafalgar Falls in de buurt van Soufrière gegaan. We hebben gewommen in het snel stromende, koude water in de Titou Gorge. We vonden Dominica een van de mooiste, meest onbedorven eilanden. Martinique (20 tot 31 mei) Tijdens de tocht van Dominica naar Martinique spookte het bij de zuidpunt van Dominica. Er stonden hoge golven, er waren enorme windstoten en we moesten aan de wind zeilen. Later werd het halve wind en gemakkelijker. We zijn in het noorden van Martinique bij St. Pierre voor anker gegaan. St. Barth, Guadeloupe, Les Saintes en Martinique zijn Franse eilanden en die sfeer is duidelijk (letterlijk) te proeven. Deze eilanden zijn ook touristischer en welvarender dan de eilanden die voorheen Engels waren. St. Pierre is een typisch Frans stadje aan de voet van de vulkaan Mt. Pelée. Het was ooit een bloeiende stad, omringd door rijke plantages. Het werd wel het Parijs van de Caribbean genoemd, totdat in 1902 de vulkaan uitbarstte. De stad werd verwoest en er waren maar twee overlevenden, een stratenmaker en een gevangene. We zijn naar de DePaz rum destilleerderij gelopen. Deze ligt op een prachtig landgoed even buiten de stad. Een stoommachine wordt gebruikt voor het persen van suikerriet. We zijn ook naar Ceron geweest, een oude suikerriet plantage. Deze was behoorlijk vervallen, maar je kon nog wel zien hoe het proces van suiker maken vroeger in zijn werk ging. De tuinen er om heen waren prachtig. Op 22 mei hebben we de viering van de afschaffing van de slavernij meegemaakt. Die dag waren er optochten met trommels en zang en ’s avonds met fakkels erbij door de straten van St. Pierre. Het riep zoveel sfeer op, dat je je er een beetje een voorstelling van kon maken hoe het in die tijd geweest moet zijn. In enorme stortbuien met windstoten zijn we naar Anse Mitan gezeild en hebben daar Nick en Gertrud op Tartufo weer gezien. Anse Mitan vonden we erg touristisch. We hebben ‘s avonds een pizza gegeten en hebben zeilervaringen uitgewisseld met Kitty en Donn, die we eerder in St. Pierre hadden ontmoet. Daarna hebben we op het strand nog een drankje genomen en naar meer trommel muziek geluisterd Van 23 tot 25 mei lagen we in Grande Anse d’Arlet. 24 mei, mijn vader’s verjaardag, en 25 mei, de dag dat hij vorig jaar stierf, waren twee heel bijzondere dagen voor mij. Het was prachtig weer en uitzonderlijk helder. Dat was nogal bijzonder omdat het steeds bewolkt geweest was met veel regen. Later hoorde ik dat er die dag bij zonsondergang ook een zogenaamde "green flash" te zien was geweest. Dit is alleen te zien bij heel helder weer als de zon onder de horizon verdwijnt. We zijn van Grande Anse d’Arlet naar Petit Anse d’Arlet, een klein vissersdorpje gewandeld. Na een flink stuk aan de wind zeilen kwamen we aan in St.Anne aan de zuidkant van Martinique. Daar werden we uitgenodigd bij Ria en John aan boord van de "Queen of Hearts", een Hollands echtpaar uit Brazilië, die we voor het eerst in St. Pierre ontmoet hadden. Toen we de volgende dag Marin in voeren, kwamen we Tartufo weer tegen. Nick en Gertrud hebben op een avond gezellig bij ons aan boord gegeten. Die dag kwam Marcel ook Bart toevallig tegen en zijn Bart en Annemieke vlak voor hun vertrek ook nog even bij ons aan boord geweest. Het was heel gezellig, al dat weerzien. De dag daarna hebben we met hen een auto gehuurd en zijn naar de Jardin Balata gegaan, een prachtig aangelegde tuin met tropische planten en veel kolibri’s, die we eindelijk konden filmen. Het was jammer dat Bart en Annemieke die avond al weer terugvlogen naar Holland. St. Lucia (31 mei tot 4 juni) Na een heerlijke zeiltocht met halve wind, 10 tot 18 knopen, kwamen we aan in Rodney Bay op St. Lucia. Alles was daar vroeg dicht en we verlegden ons anker naar Pigeon Island, dat in de 19de eeuw een basis van de Britse marine was. Daar hebben we de volgende ochtend wat rondgelopen door het historische park en zijn ‘s middags naar Marigot Bay gezeild, een heel idyllische baai omringd door mangrovebossen en een palmenstrand. Nog voor we het anker hadden laten vallen, begonnen twee boat vendors te schreeuwen naar ons en naar elkaar, om onze aandacht te krijgen. Maar gelukkig was het gauw afgelopen, omdat wij ons redelijk rustig hielden. We hebben ook wat bananen, avocado’s en limoenen gekocht en toen was iedereen weer blij. De volgende dag wilden we tussen de Pitons gaan liggen, die kenmerkend zijn voor St. Lucia. De Pitons zijn twee vulkaan kegels die de erosie hebben weerstaan. Maar de mooring boeien waren al bezet. Verder waren de boat vendors zo opdringerig dat we besloten om bij Anse Chastenet te gaan liggen. Op weg daar naar toe hoorden we iets onder de boot bij de propellor en de hele boot begon te trillen. We gingen niet meer vooruit. Marcel zette hem in z’n achteruit en gelukkig deed hij het toen weer. Het was wel even schrikken, als je je zeilen al gestreken hebt, je zit dicht bij de kust en je kunt met je moter geen kant op. Later zag ik stukken triplex in het water drijven, of misschien was het een touw. Marcel heeft er toen we voor anker lagen naar gekeken en kon niets ontdekken. Alles was in orde. De ankerplaats bij Anse Chastenet was vreselijk rollerig. De volgende morgen waren we er vroeg bij en konden nu wel een mooring boei bij de Pitons krijgen. Van daaruit hebben we een wandel/lift tocht gemaakt naar de zogenaamde drive-in volcano. Daar hoorden we dat Soufrière, een plaatsnaam die op ieder eiland voorkomt, komt van "Sulfur in the air", wat hier goed te ruiken was. Het was een indrukwekkend gezicht, een helling van witgele steen met kokende zwarte modderpoelen en naar zwavel stinkende stoomwolken. De gids beweerde steeds dat je 10 jaar jonger werd als je in die zwaveldampen rondliep. We hebben hem toen gevraagd hoe oud hij dan nu wel was. Je kon er ook een modderbad en een warm water bad nemen. Van daaruit zijn we met Urs en Nene uit New York meegelift naar de Diamond Falls en botanische tuin. Ook dit was weer een prachtige waterval en een schitterende tuin. ’s Avonds hebben we heerlijk aan de wal een Italiaans buffet gegeten. Die nacht woei het heel hard tussen de Pitons door en na een onrustige nacht lag ons bijbootje de volgende ochtend al weer op z’n kop in het water. Marcel moest weer de hele buitenboordmoter uit elkaar halen en schoonspoelen en in elkaar zetten. Maar hij was er nu zo bedreven in dat we om elf uur konden vertrekken naar St. Vincent.