Guadeloupe (1 tot 9 mei)
Op
1
mei
zijn
we
in
8
uur
op
een
aan
de
windse
koers
van
Montserrat
naar
Deshaies
op
Guadeloupe
gezeild.
Dit
eiland
is
zo
groot en hoog dat de wind het laatste stukje helemaal weg viel, zodra we in de luwte van het eiland waren.
Guadeloupe
is
Frans
en
Deshaies
is
een
klein
dorpje
dat
er
in
het
late
middaglicht
heel
vredig
uit
zag.
De
meeste
mensen
waren
erg
vriendelijk.
We
hebben
een
auto
gehuurd
en
het
eiland
verkend.
Guadeloupe
bestaat
eigenlijk
uit
twee
eilanden
die
door
bruggen
over
de
Rivière
Salée
met
elkaar
verbonden
zijn.
Basse
Terre,
het
westelijke
eiland,
is
bergachtig
(dus
niet
erg
"basse")
en
begroeid
met
tropisch
regenwoud.
Grande
Terre,
het
oostelijke
eiland,
is
laag,
heuvelachtig en begroeid met suikerrietvelden en groene weiden.
De
eerste
dag
zijn
we
heel
Basse
Terre
rondgereden.
Langs
de
hele
kust
van
het
eiland
loopt
een
bochtige
weg,
die
af
en
toe
door
kleine
dorpjes
gaat.
Het
hart
van
het
eiland,
tevens
het
hoogste
deel,
is
een
nationaal
park.
Hier
kun
je
prachtige
wandelingen
door
het
regenwoud,
naar
diverse
watervallen
en
de
Soufrière
vulkaan
maken.
Dat
hebben
we
dan
ook
gedaan.
We
zijn
door
tropisch
regenwoud
via
een
prachtig
pad
met
hangbruggen
over
de
rivier
naar
de
tweede
waterval
van
de
Carbet
rivier
in
het
zuidoosten
van
Basse
Terre
gelopen.
Het
regenwoud
had
hier
nòg
hogere
bomen,
nog
meer
bloemen
en
vogels
dan
we
tot
nu
toe
gezien
hadden.
We
hebben
veel
heliconia’s
of
"wild
plantain"
bloemen
gezien.
In
de
kelken
van
deze
bloemen
blijft
water
staan,
voor
vogels
en
kikkers
(’n
kikkerbadje!).
De
waterval
was
indrukwekkend
hoog.
Ik
zag
hier
voor
het
eerst
na
lange
tijd
een
kolibri!
Op
weg
naar
Deshaies
reden
we
verkeerd
en
kwamen
we
tot
onze
verbazing
in
een
file
bij
Point-à-Pitre
op
Grande
Terre
te
zitten.
Zo’n
drukte
hadden
we
op
een
Caribbisch
eiland
toch
niet
verwacht.
Die
avond
zijn
we
bij
Deshaies
uit
eten
gegaan
in
"La
Table
du
Poisson
Rouge",
een
hotel/restaurant,
dat
in
een
prachtige
tropische
setting
met
uitzicht
over
de
baai
gelegen
was.
Het
wordt
gerund
door
een
kunstenares
en
haar
man.
Het
ziet
er
heel
leuk
uit.
Zij
heeft
zelf
de
tafels
beschilderd
met
leuke
motieven
en
er
hangen
ook
schilderijen
van
haar.
Door
de
week
schildert
ze
en
kookt
alleen
in
de
weekends.
Het
diner,
een
drie
gangen
menu,
was
fantastisch. Wie weet is dit ook nog wel een leuk idee, om later zelf zoiets ergens op te zetten.
De
volgende
ochtend
zijn
we
naar
Point-à-Pitre
gereden,
om
daar
naar
de
zaterdag
markt
te
gaan.
Het
was
er
stampvol.
Na
een
rondje
door
het
centrum
konden
we
gelukkig
nog
een
parkeerplaatsje
vinden.
Ik
had
op
een
ansicht
kaart
een
leuk
plaatje
van
een
kruiden
markt
onder
de
bomen
gezien
en
was
daar
naar
op
zoek.
Die
markt
bleek
helaas
niet
meer
te
bestaan.
(Later
zagen
we
op
Martinique
precies
dezelfde
markt
op
een
ansichtkaart!)
Er
was
wel
een
kruiden
markt
in
een
grote
overdekte
open
hal.
Het
was
voor
de
touristen
opgezet.
Het
was
wel
leuk
dat
sommige
vrouwen
rond
liepen
in
klederdracht,
wit
kant
en
een
madras
ruitje
(tegenwoordig
niet
meer
in
Guadeloupe
gemaakt
maar
in
India).
Ik
wilde
wat
foto’s
maken,
maar
dit
werd
niet
erg
gewaardeerd,
totdat
ik
wat
kruiden
kocht.
Achteraf
gezien
had
ik
misschien
beter
eerst
wat
kruiden
kunnen
kopen.
Er
was
ook
een
tropische
bloemen
markt.
Daarna
zijn
we
over
de
"Route
de
la
Traversée"
dwars
door
het
nationaal
park
gereden
en
hebben
nog
een
prachtige
wandeling
door
het
regenwoud
gemaakt.
In
een
Botanisch
park
zagen
we
dat
veel
van
de
bloemen
die
je
nu
op Guadeloupe ziet, oorspronkelijk uit Maleisië kwamen.
Op
zondag
gingen
we
Grande
Terre
verkennen.
Toen
we
‘s
ochtends
wegreden,
ging
net
de
kerk
uit
en
zagen
we
iedereen
mooi
uitgedost,
de
vrouwen
weer
in
klederdracht,
de
kerk
uit
komen.
Op
Grande
Terre
zijn
we
naar
de
rum
destilleerderij
"Damoiseau"
gereden
via
"Les
Grands
Fonds"
of
"grote
diepten".
Dit
is
een
gebied
met
heuvels
en
dalen,
die
waarschijnlijk
ontstaan
zijn
door
verwering
van
kalksteen
net
als
de
"Downs"
in
Zuid
Engeland.
In
dit
gebied
staan
prachtige
huizen,
bijna
allemaal
met
uitzicht
over
zo’n
dal.
Het
landschap
is
heel
lieflijk
met
weilanden,
waar
koeien
lopen
te
grazen,
vijvers
en
bomen.
We
hebben
daar
nog
gezellig
staan
praten
met
een
Parijsenaar,
die
daar
was
komen
wonen.
Het
laatste
stuk
reden
we
door
suikerrietvelden
en
overal
zag
je
vrachtwagens
afgeladen
met
suikerriet
op
de
weg.
De
destilleerderij
was
gesloten,
maar
we
konden
de
molen
toch
bezichtigen.
Het
suikerriet
wordt
a.h.w.
door
een
grote
wringer
gehaald,
die
aangedreven
wordt
door
de
windmolen.
Het
sap
wordt
opgevangen
en
verwerkt.
’s
Middags
zijn
we
naar
het
strand
bij
St.
Anne
gegaan.
Een
prachtig
fijn
wit
zand
strand
met
palmbomen
er
langs
en
helder
turquoiseblauw
zwemwater,
beschermd door een rif.
De
dag
daarop
zijn
we
langs
de
westkust,
de
lijzijde,
van
het
eiland
naar
Pigeon
Island
gezeild
en
hebben
daar
rondgesnorkeld.
Jacques
Cousteau
had
van
deze
duikplaats,
de
beste
van
Guadeloupe,
een
nationaal
park
gemaakt.
We
hebben
veel
inktvissen
gezien
en
mooie
sponzen
en
koralen.
De
volgende
dag
wilden
we
uitklaren
in
Basse
Terre,
maar
helaas
was
de
douane
al
gesloten,
omdat
het
hemelvaartsdag
was.
We
hebben
toen
gezellig
op
een
terrasje
met
uitzicht
op
de
marina
geluncht.
We
moesten
nog
geld
halen,
omdat
we
van
de
restaurant
eigenaresse
hoorden
dat
je
dat
niet
kon
doen
op
Les
Saintes,
eilanden
net
ten
zuiden
van
Guadeloupe,
waar
we
naar
toe
gingen.
We
kregen
een
lift
van
haar
man,
die
nog
ijs
moest
halen.
Hij
kwam
uit
Parijs
en
had
met
zijn
gezin
in
Griekenland
en
Engeland
gewoond
en
was
een
aantal
jaar
geleden
naar
Guadeloupe
verhuisd.
Mijn
Frans
was
in
deze
week
weer
aardig
teruggekomen
en
we
hebben
honderduit
gepraat
over
Guadeloupe,
hoe
het
hen
beviel
en
over
de
economie
van
het
eiland.
Het
blijkt
dat
Frankrijk
steeds
minder
geld
stuurt
en
dat
de
economie
van
het
eiland
in
een
slump
raakt.
De
suikerriet-,
bananen-,
koffie-,
en
cacaoplantages
zijn
betrekkelijk
klein
en
leveren
niet
genoeg
geld
op.
Hun
voornaamste
bron
van
inkomsten
is
de
touristenindustrie
en
vooral
dit
jaar
waren
die
er
niet
zoveel. Bovendien is er altijd een beetje een haat-liefde verhouding tussen de lokale bevolking en de touristen.
Omdat
we
niet
konden
uitklaren,
besloten
we
om
eerst
naar
Les
Saintes
te
zeilen
en
een
paar
dagen
later
nog
even
terug
te
zeilen naar Basse Terre. Het was tenslotte maar 9 mijl.
Les Saintes (9 tot 14 mei)
Na
twee
uur
aan
de
wind
zeilen
kwamen
we
aan
bij
Bourg
des
Saintes,
een
schilderachtig
vissersdorpje
op
Terre
d’en
Haut,
een
van
de
Saintes.
Het
schijnt
dat
zich
hier
heel
lang
geleden
Betonse
vissers
gevestigd
hebben.
Er
zijn
hier
geen
plantages
geweest
en
daarom
hebben
deze
eilanden
geen
slavernij
meegemaakt.We
zijn
de
volgende
dag
met
schitterend
weer
aan
wal
gegaan
en
toen
we
uit
onze
dinghy
stapten,
kwamen
we
een
ander
Hollands
stel
tegen,
Bart
en
Annemieke,
waar
we
mee
aan
de
praat
raakten.
We
besloten
om
samen
te
gaan
ontbijten.
Zij
hebben
ons
op
een
heerlijk
ontbijt
getrakteerd
met
croissants
en
andere
heerlijkheden.
Het
was
reuze
gezellig.
Het
bleek
dat
ze
net
getrouwd
waren
en
dat
dit
hun
huwelijksreis
was.
Zij
hadden
een
boot
gehuurd
en
gingen
ook
naar
het
zuiden.
We
dachten
dat
we
hen
nog
vaak
tegen
zouden
komen,
maar
dat
gebeurde
pas
op
Martinique,
vlak
voor
hun
vertrek.
We
merken
dat
ons
tempo,
nu
we
met
onze
eigen
boot
rondzeilen,
veel
lager
ligt
dan
toen
we
een
boot
huurden.
De
nadruk
lag
toen
meer
op
het
zeilen
en
nu
meer op eilanden verkennen.
Bourg
des
Saintes
is
een
dorp
vol
aparte
boutiquejes.
Zo
was
er
een
zeiler
die
nu
kunstenaar
was
geworden
en
samen
met
zijn
Braziliaanse
vrouw
kleren
ontwierp
en
in
prachtige
(vooral
blauwgroene)
kleuren
schilderde
en
die
verkocht.
Nog
een
leuk
idee
om
zelf
te
doen.We
hebben
op
Terre
d’en
Haut
nog
een
wandeling
gemaakt
naar
Baie
de
Pompière,
waar
we
om
half
vijf
het
hele
strand
voor
onszelf
hadden.
We
zijn
er
ook
naar
Fort
Napoleon
geweest,
waar
modellen
van
oude
zeeschepen
te
zien
zijn
en
van
waaruit
we
een
prachtig
uitzicht
hadden
op
Bourg
des
Saintes.
Buiten
liepen
er
leguanen
rond,
die
nieuwsgierig
naar
de
touristen
kwamen
kijken
en
wij
naar
hen.
We
hebben
ook
veel
kolibri’s
gezien,
maar
ze
waren
net
te
snel
om
ze
te
kunnen
filmen.
Om
weer
een
ander
uitzicht
te
hebben
zijn
we
bij
Îlet
Cabrit
voor
anker
gegaan.
Dit
was
een
heerlijk
rustige
ankerplaats.
Op
een
gegeven
moment
kwamen
er
vissers
in
een
klein
bootje,
die
probeerden
met
een
snorkelaar
en
een
net
vissen
te
vangen.
HHHHHHet
leek
de
bedoeling
dat
de
snorkelaar
de
vissen
het
net
in
joeg.
Het
ging
met
veel
misbaar
gepaard,
maar
leverde
niet
veel
op.
Toen
het
wat
rustiger
was
zijn
wij
gaan
snorkelen.
Prachtig
was
het
hier
onder
water
met
okergele
en
donkerrode
sponzen,
koralen,
anemonen,
en
heel
veel
kleine
kleurrijke
vissen.
We
zagen
een
jonge
angelfish,
een
moray
eel
en
vlak
boven
het
zand
zagen
we
flying
gurnards,
30
cm
lange
vissen
die
er
heel
indrukwekkend
uit
zien,
als
ze
hun
vleugels
spreiden
(waar
ze
overigens niet mee kunnen vliegen).
Toen
zijn
we
op
en
neer
gezeild
naar
Basse
Terre
op
Guadeloupe
om
uit
te
klaren.
Er
blies
een
harde
wind
met
windstoten
van
32
knopen
uit
het
oosten.
Met
ruime
wind
waren
we
zo
in
Basse
Terre
en
konden
nu
op
ons
gemak
uitklaren
en
zijn
toen
weer
terug
naar
Les
Saintes
gezeild.
Gelukkig
was
de
wind
iets
gaan
liggen
want
nu
zeilden
we
een
aan
de
windse
koers.
’s
Avonds
hebben we voor het eerst Nick en Gertrud van "Tartufo"
ontmoet,
die
we
al
eens
over
de
korte
golf
radio
gesproken
hadden.
Iedere
ochtend
tussen
8
en
half
9
proberen
alle
zeilers
in
de
Caribbean elkaar te bereiken op de korte golf radio op 8104 KHz. Zij gingen de volgende dag ook naar Dominica.
Dominica (14 tot 20 mei)
Na
drie
uur
aan
de
wind
zeilen
met
gereefd
grootzeil
en
genua
kwamen
we
aan
in
Portsmouth,
de
meest
noordelijke
ankerplaats
in
Dominica
en
legden
Alegria
voor
anker
naast
Tartufo.
Bijna
direkt
na
aankomst
kwam
er
een
zogenaamde
"boat
boy"
of
"boat
vendor"
naar
ons
toe.
Vroeger
werd
je
hier
door
allerlei
boat
boys,
lokale
jongens
in
kleine,
houten
vissersbootjes,
lastig
gevallen.
Ze
kwamen
dan
wat
ruw
langszij
om
allerlei
diensten
aan
je
te
verkopen.
Er
was
dan
ook
vaak
een
enorme
onderlinge
concurrentie,
waar
je
als
booteigenaar
horendol
van
werd.
Nu
is
het
allemaal
wat
beter
geörganiseerd.
Een
aantal
boat
boys
zijn
lid
van
een
Association
en
zij
verzorgen
om
beurten
van
alles
voor
je.
Van
taxi
tours
op
het
land,
boottochten,
tot
fruit,
brood
en
de
was.
Als
je
slim
bent
hang
je
stootwillen
buitenboord,
maar
eigenlijk
is
dat
vaak
niet
nodig,
want
tegenwoordig
zijn
ze
voorzichtiger.
Toen
Nick
en
Gertrud
bij
ons
aan
boord
waren
voor
een
borreltje,
kwam
Jeffrey
ons
opzoeken.
We
besloten
om
de
vogende ochtend vroeg met z’n vieren een boottocht op de Indian River te maken.
Die
nacht
regende
het
pijpenstelen.
Daar
staat
Dominica
bekend
om.
Het
wordt
ook
wel
het
regenboog
eiland
genoemd.
’s
Ochtends
vroeg
klaarde
het
wat
op
en
we
hoopten
op
mooi
weer.
We
werden
keurig
op
tijd
door
Jeffrey
opgehaald
en
naar
de
monding
van
de
Indian
River
gebracht,
waar
we
overstapten
op
de
boot
van
Andrew,
die
ons
de
rivier
op
ging
roeien.
Het
was
een
prachtige
tocht
door
een
mangrovebos.
We
zagen
grote
krabben,
blauwe
reigers
met
een
jong
in
een
nest
en
bloemen.
Toen
Andrew
ons
een
eind
stroomopwaarts
geroeid
had,
kwamen
we
bij
een
café
in
het
bos,
dat
die
dag
gesloten
was.
Het
begon
net
weer
pijpenstelen
te
regenen.
Andrew
ving
het
water
op
in
plastic
bakken
zodat
het
restaurant
weer
afwaswater
zou
hebben
en
daarna
vlocht
hij
van
palmbladeren
een
kingfisher
en
een
vis
voor
ons.
Stroomafwaarts,
weer
terug
naar
de
riviermonding,
hoefde
Andrew
nauwelijks
te
roeien,
omdat
de
rivier
nu
door
de
regen
sterk
stroomde.
We
kwamen
nat
en
koud
aan
en
dronken
samen
nog
een
warm
kopje
koffie,
voordat
we
weer
teruggingen
naar
de
boot.
We
hadden
‘t
zo
koud
dat
we
de
verwarming
weer
eens
aangezet
hebben
en
dat
in
de
tropen!
(Nou
moeten
we
dat
toch
een
keer
in
de
maand
doen,
want
dat
is
beter
voor de kachel, dus het kwam best goed uit).
De
volgende
dag
zijn
we
met
z’n
vieren
en
gids
Winston
het
halve
eiland
rondgereden.
Het
was
een
fantastische
tocht.
Vanuit
Portsmouth
maakten
we
eerst
een
kleine
detour,
omdat
Winston
ons
zijn
geboortehuis
wilde
laten
zien,
een
klein
hutje
van
nog
geen
2
bij
3
meter
op
poten
met
een
golfplaten
dak.
Zo
wonen
veel
Dominicanen.
Dominica
is
sinds
1978
onafhankelijk
en
had
de
pech
dat
er
in
1979
een
orkaan
gewoed
heeft,
die
veel
verwoestte.
De
mensen
zijn
arm,
maar
heel
vriendelijk.Via
de
Atlantische
kust
reden
we
door
eindeloze
bananen-
en
kokosplantages.
De
bananen
industrie
vormde
tot
voor
kort
de
belangrijkste
bron
van
inkomsten
van
het
eiland,
maar
ze
konden
helaas
niet
tegen
de
concurrentie
op
met
landen
die
hun
bananen
goedkoper
kunnen
oogsten.
We
zijn
gestopt
in
de
Carib
Territory,
een
Indianen
reservaat,
de
enige
plek
in
het
Caribbisch
gebied
waar
nog
"oorspronkelijke"
Carib
Indianen
wonen.
De
Caribs
waren
niet
de
eerste
bewoners
van
de
Caribbische
eilanden.
Zij
kwamen
na
de
Ciboney-
en
de
Arawak
Indianen.
Al
deze
Indianen
waren
afkomstig
uit
Zuid
Amerika
en
trokken
in
hun
kleine
bootjes
van
Venezuela
eilandje
voor eilandje naar het Noorden. De gelaatstrekken van de
Carib
Indianen
zijn
duidelijk
anders
dan
van
de
rest
van
de
bevolking.
Ze
verkopen
handgevlochten
rieten
mandjes
en
houtsnijwerk
in
stalletjes
langs
de
weg.
We
hebben
weer
prachtige
watervallen
gezien,
de
Emerald
Pool
en
de
Milton
Falls.
Vooral
de
tocht
naar
de
Milton
Falls
in
de
Syndicate
Forest
was
spectaculair.
Om
er
te
komen
moesten
we
eerst
door
een
plantage
met
allerlei
gewassen
rijden
en
dan
via
een
pad
langs
en
door
de
rivier
naar
de
waterval.
We
hadden
onze
schoenen
uitgetrokken,
want
we
moesten
de
rivier
twee
keer
oversteken.
Het
was
een
grappig
gevoel,
de
modder
die
zich
tussen
je
tenen
doorperste.
De
waterval
zelf
was
ook
zeer
de
moeite
waard.
Het
was
goed
dat
we
zo’n
goeie
gids
bij
ons
hadden.
Hij
wist
ons
alles
te
vertellen
over
de
verschillende
bomen
en
planten.
Hij
had
dit
van
zijn
oma
geleerd,
die
hem
er
vroeger
vaak
op
uit
stuurde
om
in
de
"bush"
planten
e.d.
te
verzamelen.
Hij
plukte
citroengras,
pachouli,
oregano
en
bladeren
voor
kruidenthee
voor
ons.
Hij
wees
ons
koffie
planten,
cacao-
,
kaneel-
en
nootmuskaatbomen
en
plukte
voor
ons
een
hele
bananenkam,
passievruchten
en
grapefruits.
Vooral
de
bananen
waren
erg
lekker.
Nou
hadden
we
door
wat
misverstanden
al
bij
twee
"boat
vendors"
bananen
gekocht,
zodat
we
aan
boord
een
hele
bananenberg
hadden,
waar
we
bij
ontbijt,
lunch,
tussendoor
en
voor
toe
van
moesten
eten.
‘s
Avonds
werden
we
door
Jeff
weer
teruggebracht
naar
onze
boot
en
hebben
bij
Tartufo
aan
boord
nog
even
wat
gedronken.
Jeff
beloofde
voor
ons
nog
een
breadfruit
te
stoven
in
het
vuur
en
die
naar
ons
te
brengen.
Dat
kwam
hij
de
volgende
ochtend
doen.
We
hebben
het
gestoofd,
gebakken
en
met
fruit
gegeten.
Het
was
best
lekker
en
het
vult
geweldig,
zodat
je
de
hele
verdere
dag
niets
meer
hoeft
te
eten.
Captain
Bleigh
(van
de
muiterij
op
de
Bounty)
heeft
de
breadfruit
tree
vanuit
Polinesië
geïmporteerd
in
het
Caribbisch
gebied
om
als
voedsel
te
dienen
voor
de
slaven.
Toen
we
door
Portmouth
liepen
werden
we
aangesproken
door
Judith.
Ze
nodigde
ons
uit
om
met
haar
mee
te
gaan
naar
haar
huisje.
Dit
was
ook
weer
zo’n
klein,
2
bij
3
meter
huisje
op
poten
met
zitkamer
met
sjofele
bordeauxrode
bank
en
slaapkamer
erachter
met
een
matras
op
de
grond.
Ze
zei
dat
ze
voor
ons
kon
koken
die
avond,
maar
we
waren
van
plan
om
door
te
zeilen.
Ze
gaf
ons
nog
een
ansichtkaart
als
aandenken
mee
en
ze
wilde
er
niets
voor
hebben.
We
voelden
ons
wat
ongemakkelijk
met
de
situatie.
Hier
was
iemand
zo
arm
en
zo
vrijgevig.
We
vonden
het
jammer
om
weer
weg
te
gaan,
we
hadden
het
hier
naar
ons
zin
gehad
en
ook
vrienden
gemaakt
onder
de Dominicanen.
Samen
met
Tartufo
zijn
we
toen
doorgevaren
naar
de
ankerplaats
bij
Castaways
Hotel
halverwege
de
lijzijde
van
Dominica.
De
wind
kwam
van
alle
kanten,
blies
soms
heel
sterk
en
viel
dan
weer
helemaal
weg.
Tartufo
zeilde
de
volgende
dag
weer
verder
naar
het
Zuiden
en
wij
zijn
nog
twee
dagen
gebleven.
Een
dag
hebben
we
een
boek
gelezen
op
het
zwarte
strand
en
de
volgende
dag
zijn
we
met
een
gids
naar
kokendhete
zwavelbronnen
en
de
Trafalgar
Falls
in
de
buurt
van
Soufrière
gegaan.
We
hebben
gewommen
in
het
snel
stromende,
koude
water
in
de Titou Gorge.
We vonden Dominica een van de mooiste, meest onbedorven eilanden.
Martinique (20 tot 31 mei)
Tijdens
de
tocht
van
Dominica
naar
Martinique
spookte
het
bij
de
zuidpunt
van
Dominica.
Er
stonden
hoge
golven,
er
waren
enorme
windstoten
en
we
moesten
aan
de
wind
zeilen.
Later
werd
het
halve
wind
en
gemakkelijker.
We
zijn
in
het
noorden
van
Martinique bij St. Pierre voor anker gegaan.
St.
Barth,
Guadeloupe,
Les
Saintes
en
Martinique
zijn
Franse
eilanden
en
die
sfeer
is
duidelijk
(letterlijk)
te
proeven.
Deze
eilanden zijn ook touristischer en welvarender dan de eilanden die voorheen Engels waren.
St.
Pierre
is
een
typisch
Frans
stadje
aan
de
voet
van
de
vulkaan
Mt.
Pelée.
Het
was
ooit
een
bloeiende
stad,
omringd
door
rijke
plantages.
Het
werd
wel
het
Parijs
van
de
Caribbean
genoemd,
totdat
in
1902
de
vulkaan
uitbarstte.
De
stad
werd
verwoest
en
er
waren
maar
twee
overlevenden,
een
stratenmaker
en
een
gevangene.
We
zijn
naar
de
DePaz
rum
destilleerderij
gelopen.
Deze
ligt
op
een
prachtig
landgoed
even
buiten
de
stad.
Een
stoommachine
wordt
gebruikt
voor
het
persen
van
suikerriet.
We
zijn
ook
naar
Ceron
geweest,
een
oude
suikerriet
plantage.
Deze
was
behoorlijk
vervallen,
maar
je
kon
nog
wel
zien
hoe
het
proces van suiker maken vroeger in zijn werk ging. De tuinen er om heen waren prachtig.
Op
22
mei
hebben
we
de
viering
van
de
afschaffing
van
de
slavernij
meegemaakt.
Die
dag
waren
er
optochten
met
trommels
en
zang
en
’s
avonds
met
fakkels
erbij
door
de
straten
van
St.
Pierre.
Het
riep
zoveel
sfeer
op,
dat
je
je
er
een
beetje
een
voorstelling van kon maken hoe het in die tijd geweest moet zijn.
In
enorme
stortbuien
met
windstoten
zijn
we
naar
Anse
Mitan
gezeild
en
hebben
daar
Nick
en
Gertrud
op
Tartufo
weer
gezien.
Anse
Mitan
vonden
we
erg
touristisch.
We
hebben
‘s
avonds
een
pizza
gegeten
en
hebben
zeilervaringen
uitgewisseld
met
Kitty
en
Donn,
die
we
eerder
in
St.
Pierre
hadden
ontmoet.
Daarna
hebben
we
op
het
strand
nog
een
drankje
genomen
en
naar
meer
trommel muziek geluisterd
Van
23
tot
25
mei
lagen
we
in
Grande
Anse
d’Arlet.
24
mei,
mijn
vader’s
verjaardag,
en
25
mei,
de
dag
dat
hij
vorig
jaar
stierf,
waren
twee
heel
bijzondere
dagen
voor
mij.
Het
was
prachtig
weer
en
uitzonderlijk
helder.
Dat
was
nogal
bijzonder
omdat
het
steeds
bewolkt
geweest
was
met
veel
regen.
Later
hoorde
ik
dat
er
die
dag
bij
zonsondergang
ook
een
zogenaamde
"green
flash"
te
zien
was
geweest.
Dit
is
alleen
te
zien
bij
heel
helder
weer
als
de
zon
onder
de
horizon
verdwijnt.
We
zijn
van
Grande
Anse
d’Arlet
naar
Petit
Anse
d’Arlet, een klein vissersdorpje gewandeld.
Na
een
flink
stuk
aan
de
wind
zeilen
kwamen
we
aan
in
St.Anne
aan
de
zuidkant
van
Martinique.
Daar
werden
we
uitgenodigd
bij
Ria
en
John
aan
boord
van
de
"Queen
of
Hearts",
een
Hollands
echtpaar
uit
Brazilië,
die
we
voor
het
eerst
in
St.
Pierre
ontmoet
hadden.
Toen
we
de
volgende
dag
Marin
in
voeren,
kwamen
we
Tartufo
weer
tegen.
Nick
en
Gertrud
hebben
op
een
avond
gezellig
bij
ons
aan
boord
gegeten.
Die
dag
kwam
Marcel
ook
Bart
toevallig
tegen
en
zijn
Bart
en
Annemieke
vlak
voor
hun
vertrek
ook
nog
even
bij
ons
aan
boord
geweest.
Het
was
heel
gezellig,
al
dat
weerzien.
De
dag
daarna
hebben
we
met
hen
een
auto
gehuurd
en
zijn
naar
de
Jardin
Balata
gegaan,
een
prachtig
aangelegde
tuin
met
tropische
planten
en
veel
kolibri’s,
die
we
eindelijk
konden
filmen.
Het
was jammer dat Bart en Annemieke die avond al weer terugvlogen naar Holland.
St. Lucia (31 mei tot 4 juni)
Na
een
heerlijke
zeiltocht
met
halve
wind,
10
tot
18
knopen,
kwamen
we
aan
in
Rodney
Bay
op
St.
Lucia.
Alles
was
daar
vroeg
dicht
en
we
verlegden
ons
anker
naar
Pigeon
Island,
dat
in
de
19de
eeuw
een
basis
van
de
Britse
marine
was.
Daar
hebben
we
de
volgende
ochtend
wat
rondgelopen
door
het
historische
park
en
zijn
‘s
middags
naar
Marigot
Bay
gezeild,
een
heel
idyllische
baai
omringd
door
mangrovebossen
en
een
palmenstrand.
Nog
voor
we
het
anker
hadden
laten
vallen,
begonnen
twee
boat
vendors
te
schreeuwen
naar
ons
en
naar
elkaar,
om
onze
aandacht
te
krijgen.
Maar
gelukkig
was
het
gauw
afgelopen,
omdat
wij
ons redelijk rustig hielden. We hebben ook wat bananen, avocado’s en limoenen gekocht en toen was iedereen weer blij.
De
volgende
dag
wilden
we
tussen
de
Pitons
gaan
liggen,
die
kenmerkend
zijn
voor
St.
Lucia.
De
Pitons
zijn
twee
vulkaan
kegels
die
de
erosie
hebben
weerstaan.
Maar
de
mooring
boeien
waren
al
bezet.
Verder
waren
de
boat
vendors
zo
opdringerig
dat
we
besloten
om
bij
Anse
Chastenet
te
gaan
liggen.
Op
weg
daar
naar
toe
hoorden
we
iets
onder
de
boot
bij
de
propellor
en
de
hele
boot
begon
te
trillen.
We
gingen
niet
meer
vooruit.
Marcel
zette
hem
in
z’n
achteruit
en
gelukkig
deed
hij
het
toen
weer.
Het
was
wel
even
schrikken,
als
je
je
zeilen
al
gestreken
hebt,
je
zit
dicht
bij
de
kust
en
je
kunt
met
je
moter
geen
kant
op.
Later
zag
ik
stukken
triplex
in
het
water
drijven,
of
misschien
was
het
een
touw.
Marcel
heeft
er
toen
we
voor
anker
lagen
naar
gekeken en kon niets ontdekken. Alles was in orde.
De
ankerplaats
bij
Anse
Chastenet
was
vreselijk
rollerig.
De
volgende
morgen
waren
we
er
vroeg
bij
en
konden
nu
wel
een
mooring
boei
bij
de
Pitons
krijgen.
Van
daaruit
hebben
we
een
wandel/lift
tocht
gemaakt
naar
de
zogenaamde
drive-in
volcano.
Daar
hoorden
we
dat
Soufrière,
een
plaatsnaam
die
op
ieder
eiland
voorkomt,
komt
van
"Sulfur
in
the
air",
wat
hier
goed
te
ruiken
was.
Het
was
een
indrukwekkend
gezicht,
een
helling
van
witgele
steen
met
kokende
zwarte
modderpoelen
en
naar
zwavel
stinkende
stoomwolken.
De
gids
beweerde
steeds
dat
je
10
jaar
jonger
werd
als
je
in
die
zwaveldampen
rondliep.
We
hebben
hem
toen
gevraagd
hoe
oud
hij
dan
nu
wel
was.
Je
kon
er
ook
een
modderbad
en
een
warm
water
bad
nemen.
Van
daaruit
zijn
we
met
Urs
en
Nene
uit
New
York
meegelift
naar
de
Diamond
Falls
en
botanische
tuin.
Ook
dit
was
weer
een
prachtige waterval en een schitterende tuin.
’s
Avonds
hebben
we
heerlijk
aan
de
wal
een
Italiaans
buffet
gegeten.
Die
nacht
woei
het
heel
hard
tussen
de
Pitons
door
en
na
een
onrustige
nacht
lag
ons
bijbootje
de
volgende
ochtend
al
weer
op
z’n
kop
in
het
water.
Marcel
moest
weer
de
hele
buitenboordmoter
uit
elkaar
halen
en
schoonspoelen
en
in
elkaar
zetten.
Maar
hij
was
er
nu
zo
bedreven
in
dat
we
om
elf
uur
konden vertrekken naar St. Vincent.